Op dit moment ben ik bezig om mezelf te verdiepen in het werk van Ruud Duvekot die in 2016 een proefschrift schreef over EVC’s en gepersonaliseerd leren. Hij kwam tot de conclusie dat het bruggenbouwend gesprek tussen die behaalde competenties en de student vaak niet plaatsvond. En dat is vaak jammer, want het is op dat moment dat een student juist erkend en gewaardeerd wordt in wat hij of zij al kan of kent. Tegelijkertijd kwam ik ook een prachtig artikel tegen, A Dogma for EFL, dat raakvlakken heeft met gepersonaliseerd leren: als we gepersonaliseerd 21ste eeuws onderwijs willen aanbieden, dan moeten we eerst ervoor zorgen dat we de persoon zelf gezien hebben.
Wat is Dogme 95?
in 1995 wilden Deense filmmakers Lars von Trier en Thomas Vinterberg zich afzetten tegen de films die al jarenlang van de Hollywood lopende band af kwamen rollen. Steeds maar meer van het zelfde en veelal ontdaan van alle authenticiteit (denk: special FX, soundtracks, grote sets). Daarom stelden Von Trier en Vinterberg een soort 10 geboden samen voor authentiek film maken, namelijk Dogme.
Het resulteerde in films die qua stijl heel anders in elkaar zaten. Wat de 10 ‘geboden’ namelijk bindt, is dat er zo veel mogelijk authentiek moest worden gefilmd. Dat betekent dat een complete set opbouwen uit den boze was; je moest dan maar een locatie opzoeken waar je de meeste attributen al bij de hand had. Het enige geluid dat te horen mag zijn, is het geluid dat ze personages zelf kunnen horen (diëgetisch).
Dogme 95 in het MVT
Net voor de millenniumwisseling realiseerde een docent Engels, Scott Thornbury, zich dat het Dogme 95 principe uit de filmwereld misschien ook weleens waardevol kon zijn voor zijn eigen lessen. Hij analyseerde de principes en schreef er in maart 2000 een artikel over. In dat artikel trok hij directe verbanden tussen het ‘puur’ maken van film en het toepassen van die principe in het klaslokaal.
Zo stelde hij bijvoorbeeld dat ’teaching should be done using only the resources that teachers and students bring to the classroom – i.e. themselves – and whatever happens to be in the classroom.
Een ander principe van Dogme 95 is dat er dus geen geluid wordt opgenomen en gebruikt dat niet bij de bron (tijdens het filmen) aanwezig is. Vertaald naar het klaslokaal betekent dat dan ook dat je als taaldocent bij voorkeur geen audio laat horen aan je studenten. De enige input is de docent die samen met de studenten praat.
Tot slot haalt Thornsbury het principe van het ‘here and now’ aan. In de Dogme 95 filmwereld wordt daarmee bedoelt dat de ervaring in het hier en nu centraal staat. In een taalles zou dat dan betekenen dat het niet de bedoeling is om het continu te hebben over al dan niet fictieve situaties hier ver vandaan (of uit een boek).
Gaat dit te ver?
Ik kan me voorstellen dat het volledig niet meer beleven van fictieve situaties te ver gaat. Echter, denk ik wel dat Thornbury een goed punt heeft: met al onze leerdoelen, literatuur en taalsituaties, vergeten we soms dat de student eigen input en ervaringen heeft om uit te putten en waarmee een brug geslagen kan worden tussen de persoonlijke leefwereld van de student en de lesstof. Dan kom ik tegelijkertijd ook weer terug bij het proefschift van Duvekot, omdat ook daar het belang van het voeren van een goed gesprek, de ervaringen van studenten centraal stellen, duidelijk naar voren komt.
Wat neem ik hiervan mee?
Het lijkt me interessant om het principe van Dogme 95 in mijn lessen toe te passen. Toch vind ik sommige zaken te ver gaan. Zo vind ik het schrappen van al het vooraf opgenomen materiaal te overdreven en rigide. Het naar een locatie gaan dat op te lossen is vaak te omslachtig. Toch vind ik het artikel waardevol, omdat het aandringt op het terugkeren naar het verhaal van de student. Het biedt ruimte en mogelijkheden om daar in een gesprek. Als we richting meer gepersonaliseerd leren willen, dan lijkt het me bijzonder fijn als je als student de ruimte en mogelijkheden krijgt om te vertellen over je eigen verhaal. Aan de docent de taak om de lesstof en thema’s daaraan te koppelen en zo de student te helpen een waardevolle en/of betekenisvolle leservaring te creëren.